In memoriam Jan van den Berg tekst
AFSCHEID JAN
Hoe kennen we Jan? Wat was belangrijk voor hem? Zijn gezin. Familie en vrienden. Fietsen met Harm. Zijn werk. Voetbal. Stamboek paarden. Boeken en tijdschriften. De krant. De bibliotheek.
Wij van het Genneps Vocaal Ensemble, ’t Vocaal, kennen hem natuurlijk in de eerste plaats als zanggenoot. Als lid van ons koor. Daar mag ik u iets over vertellen.
In 1968 begon Jan zijn carrière als maatschappelijk werker in Gennep. Dré Bergs nam hem onder zijn hoede en gaf hem een advies met vérstrekkende gevolgen: ‘Wat jij moet doen Jan, ga bij ‘het Vocaal’, ik zing er ook, zo raak je snel ingeburgerd in de gemeenschap. En het is er hartstikke gezellig’.
Zo werd Jan in 1968 lid van het Vocaal, dat is inmiddels 57 jaar geleden! Een jaar later, in 1969, trouwde hij met Truce. Zo bezien is Jan langer met het Vocaal getrouwd dan met Truce!
Het koor, opgericht in 1961, begon met 16 leden en groeide ooit uit tot bijna 60. Ze repeteerden op donderdagavond in Hotel de Kroon. Die donderdagavond is altijd onze vaste avond gebleven - Truce en de kinderen hebben nooit anders geweten dan dat Jan dan naar de repetitie ging.
Stel je voor, een groep mannen, in de kracht van hun leven, met jonge gezinnen en drukke banen, die elke donderdagavond bijeenkomen om samen te zingen. En - dat geldt voor velen van ons, dat hun leven lang zijn blijven doen. Wat betekent dat? Wat gebeurt daar?
Jan zegt daarover in 2011, in het jubileumboek getiteld ‘Donderdagavond, Heilige avond’ het volgende: De after-party na de repetitie is voor veel mannen die in de jaren zestig lid werden, de échte trekker. ‘In die beginjaren was een beetje zingen het excuus om te drinken, tegenwoordig is het andersom. We drinken wat na het zingen’. ‘Maar wat wil je’, aldus Jan, ‘toen ik in 1968 lid werd, was ik met mijn 26 jaar de jongste, het oudste lid was toen 32!’.
Ons oudste lid nú is 91 en krijgt precies vandaag gezelschap van een jaargenoot!
Ook dit stukje uit het boek is veelzeggend over Jan. Ik citeer:
Dat Jan van den Berg iemand een glas bier aanbiedt, kan beschouwd worden als de normaalste zaak van de wereld. Dat hij dirigent Jos Ardts namens de 2de tenoren een pilsje voorzet haalt zelfs de notulen van de bestuursvergadering van 13 december 1977. Het is het eerste concert waarop dirigent Jos Ardts , inmiddels bezig aan zijn 5de jaar, echt zijn stempel drukt. En dat maakt dat pilsje zo uniek: het is de waardering van een van de meest kritische GVE-leden voor de jonge dirigent, die het te midden van de Gennepse heren bepaald niet gemakkelijk heeft gehad, maar het desondanks heeft gered.
Dat was Jan ten voeten uit en zo heb ik hem ook in het bestuur van ons koor meegemaakt, vorig jaar is hij gestopt als bestuurslid, iemand met een visie, met principes, een goede luisteraar. Hij kon kritisch zijn en dat ook uitspreken, maar altijd met nuance, relativering en loyaliteit. Hij kon je aan het denken zetten. En had een fijn gevoel voor humor.
Jan was een belezen man, erudiet. Dat betekent: iemand met een brede kennis en smaak. Demi vatte het vorige week mooi samen: ‘als Jan er niet meer is, dan moeten we het maar aan ChatGPT vragen’.
En over smaak: Jan was de best geklede man van het Vocaal. Een goed ingewijd koorlid wist meteen de reden: ‘dáár zorgt Truce wel voor!’
Jan, tweede tenor. En wat voor een. Toonvast, zuiver, helder, warm en verbindend. Een stem als de spiegel van zijn karakter.
Want zingen in een koor is zoveel meer dan de juiste noten zingen. Het gaat ook over kameraadschap, samen concertreizen maken (Jan weer op één kamer met Herman, zijn broer), over feest vieren en elkaar bijstaan in zware tijden. Jan en Truce hebben er vriendschappen voor het leven gesloten. En Jan is van ons allemaal het langst, 57 jaar, op ontdekkingstocht geweest in die wonderbaarlijk weidse wereld van de muziek. Want dat is wat wij doen als koor. En daarin gaat het ook over tekst – over betekenis. Van de schoonheid en de troost.
Dat hoor je misschien in Sunset Poem, ons lijflied, dat we hierna zingen. Daarin bidt de dominee z’n dagelijks gebedje waarin hij vraagt dat het toch goed mag gaan met zijn parochianen en dat de lieve Heer over hen wil waken. In dat kleine plaatsje van hem, dat net zo goed Ottersum of Gennep, Oeffelt of Katwijk zou kunnen zijn.
Dat is wat Jan zich ook wenst voor Truce en de kinderen. Dat het goed met hun mag gaan. En de overtuiging dát dat goed komt, dat alles goed geregeld is, gaf hem rust en aanvaarding, hoe verdrietig ook, in zijn laatste fase.
Ik sluit af met een gedicht van Rutger Kopland, psychiater, en dichter, waarvan ik weet dat Jan het heel mooi vond:
Een merel
Er is iets in de zang van een merel
het is voorjaar, je wordt wakker
je ligt te denken in de nacht
het raam staat open - er is iets
waarvan de vogel zingt
en je denkt aan wat je moet opgeven
er is iets in je dat leeg is en het stroomt vol
met het zingen van die merel